Выбрать главу

“Willemijn Handgraaf wilde haar vader vermoorden als hij niets aan haar verslaving deed.”

“Wat? Vermoorden?”

De Cock glimlachte.

“Victor Handgraaf had zijn dochter in verband met haar drugsverslaving uit huis gezet. Na een reeks diefstallen van huisraad en een poging om met een vervalste handtekening bij de bank geld van zijn rekening te plukken, vond hij het genoeg.”

Vledder boog zich iets naar voren.

“Kunnen we die Willemijn als verdachte beschouwen, denk je?”

De Cock tuitte zijn lippen.

“Het gaat me te ver om haar nu al een redelijk vermoeden van schuld [3] toe te dichten. Ze zal ons over haar uitlatingen tegen haar vriend moeten verklaren. Ze mag ons vertellen wat ze precies bedoelde.”

“Heb je haar adres?”

“Ik heb het adres van haar vriend en daar wonen ze samen.”

Vledder kwam half uit zijn stoel overeind.

“Zullen we gaan?”

“Waarheen?”

“Naar dat adres.”

De Cock stak afwerend zijn hand op.

“Wacht even. Niet zo haastig. Heb je al contact gehad met dokter Rusteloos?”

“Ja. Daar ben ik vanmorgen mee begonnen.”

“Hoe laat is de sectie?”

“Vanmiddag om twee uur.”

“Dan heb ik eerst nog een missie voor je,” zei De Cock. “Voor je naar Westgaarde gaat, moet je eerst een monster nemen van het water van de Keizersgracht.”

“Wat moet ik daarmee?”

De Cock wuifde de vraag weg.

“Geef dokter Rusteloos straks de opdracht, of beter, vraag het hem vriendelijk, om een monster te nemen van het water in de longen van Victor Handgraaf. Jij moet er daarna voor zorgen dat beide monsters met een duidelijke toelichting bij het Gerechtelijk Laboratorium in Rijswijk terechtkomen. Het lijkt me het beste dat je daarvoor de motordienst inschakelt.”

Vledder reageerde verbaasd.

“Waarom dat gedoe?”

De Cock trok een grimas.

“Dokter Den Koninghe, onze oude lijkschouwer, gaf me gisteravond een hint: die twee monsters zouden wel eens niet identiek kunnen zijn.”

Vledder keek zijn leermeester verrast aan.

“Handgraaf is toch in het water van de Keizersgracht verdronken?”

De Cock antwoordde niet.

Er werd op de deur van de grote recherchekamer geklopt. Vledder riep: “Binnen!”

Het klonk niet vriendelijk.

De deur ging langzaam open en in de deuropening verscheen de gestalte van een brede, stevig gebouwde man. Kalm, met weloverwogen passen kwam hij naderbij.

Met zijn scherpe blik nam De Cock de man in zich op. Hij schatte hem op achter in de veertig. De man droeg een bruine trenchcoat met flappen op de schouders.

Onderweg naar het bureau van De Cock nam hij met een zwierig gebaar zijn regenhoedje af. Regendruppels kletterden op het balatum. De man had, zo constateerde De Cock, een regelmatig gevormd ovaal gezicht; iets getint. Vrij lang grijs golvend haar, een brede kin, een scherpe, spitse neus en opvallende lichtgroene ogen.

Bij het bureau van de grijze speurder bleef hij staan en liet zijn blik op de man daarachter rusten.

“Bent u rechercheur De Cock?”

De oude rechercheur knikte.

“Met uw welnemen. De Cock, met…eh, met ceeooceekaa.”

Hij wees voor zich uit naar Vledder.

“Mijn onvolprezen jonge assistent. Hij deelt al mijn ambtelijke geheimen.”

De bezoeker keek van De Cock naar Vledder en terug.

“Ik…eh, ik wilde even met u praten,” begon hij wat onzeker.

“Iemand zei me dat ik in het bureau Warmoesstraat het beste naar u kon vragen.”

De Cock wees naar de stoel naast zijn bureau.

“Neemt u plaats.”

De man deed zijn regenjas uit, vouwde de natte buitenkant naar binnen, ging zitten en legde de jas over zijn knieën.

“Ik ben Van Heusden…Arnold van Heusden, om precies te zijn,” meldde hij plechtig. “Ik heb in de Oude Hoogstraat op nummer 412 een kleine sigarenwinkel.”

De Cock glimlachte.

“Is daar nog wat mee te verdienen tegenwoordig?”

De heer Van Heusden schudde zijn hoofd.

“Door allerlei schrikaanjagende campagnes over een te verwachten dood na het roken, wordt het aantal gebruikers van tabakswaren steeds kleiner. Bovendien worden rookwaren zo zwaar belast, dat steeds meer mensen hun rookbehoefte niet meer kunnen bekostigen.”

“Geen vetpot dus?”

Van Heusden trok een grijns.

“Om het hoofd boven water te houden verkoop ik er af en toe wat wiet bij.” Hij krabde even achter in zijn nek. “Ik zal u niet vertellen waar ik dat spul vandaan haal, maar dat vormt tot nu toe geen probleem.”

De Cock spreidde zijn handen.

“Ik zal u er niet naar vragen,” reageerde hij vriendelijk. “Wat…eh, wat komt u mij wel vertellen?”

Arnold van Heusden verschoof iets op zijn stoel.

“Met een van die wietgebruikers heb ik een min of meer vertrouwelijke relatie opgebouwd. Het is een aardige jongen, waar geen kwaad bij zit. Ik wil ook niet dat hij in de problemen komt.”

De Cock keek de man onderzoekend aan.

“Is daar kans op?”

Op het gezicht van de man verscheen een pijnlijke trek.

“Je vraagt je af hoeveel weerstand zo’n jongen heeft. Wat kan die knaap verwerken? En, heel belangrijk, hoe groot is de verleiding?”

De Cock grinnikte.

“Wie is de verleider?”

“Verleidster.”

“Een vrouw?”

Arnold van Heusden knikte.

“Een jonge, aan de drugs verslaafde vrouw, dochter van een puissant rijke man in Heemstede.”

De Cock spitste zijn oren.

“Heemstede?”

“Ja.”

“Waarmee verleidt zij hem?”

“Geld.”

“Heeft ze dat?”

Van Heusden schudde zijn hoofd.

“Ik zei al, haar vader is stinkend rijk. Haar moeder is een paar jaar overleden en zij is enig kind.”

“En?”

“De dochter erft bij het overlijden van haar vader zijn gehele vermogen.”

De Cock kneep zijn ogen halfdicht.

“Met de consequentie dat het voor dochterlief aangenaam zou zijn als vader heel snel het leven liet.”

Arnold van Heusden knikte.

“Precies, u zegt het, heel snel. Ze heeft die jongen, van wie ik u sprak, vijftigduizend euro aangeboden om haar vader van kant te maken. Dat geld krijgt hij als zij na het overlijden van haar vader over zijn gehele vermogen kan beschikken.”

“Allemachtig.”

“Inderdaad. Het is om van te schrikken. Ik heb de jongeman aangeraden om elk contact met die drugsverslaafde vrouw te mijden.”

“Lukt dat?”

Van Heusden trok een bedenkelijk gezicht.

“Ze laat hem vrijheden toe.”

“Zoals?”

“Welke vrijheden heeft een knappe jonge vrouw te bieden?” sprak Van Heusden glimlachend.

De Cock wreef met zijn vlakke hand over zijn brede gezicht.

Daarna boog hij zich iets naar hem toe.

“Weet u ook de naam van die rijke vader?”

“Ja, hij heet Handgraaf, Victor Handgraaf, uit Heemstede.”

Hij zuchtte en schudde zijn hoofd.

“Ik wilde met dit verhaal niet naar de recherche. Ik heb geprobeerd om die man te bereiken. Ik wilde hem waarschuwen en vertellen dat zijn leven gevaar liep. Ik wilde aan hem de keus laten om aangifte tegen zijn dochter te doen.”

“En?”

De heer Van Heusden schudde opnieuw zijn hoofd.

“Het is me niet gelukt. Die Victor Handgraaf is, zo ben ik te weten gekomen, mede-eigenaar van een grote textielonderneming. Ik heb contact gezocht met dat bedrijf. De directeur met wie ik sprak, wist niet waar ik Handgraaf kon bereiken. Volgens de directeur was hij op zakenreis, vermoedelijk ergens in China.”

De Cock snoof.

“Moeilijk zoeken.”

Arnold van Heusden knikte.

“Mijn komst naar u hier in bureau Warmoesstraat is in feite een noodsprong. Ik wil voorkomen dat die jongen in moeilijkheden komt. Als hij voor de verleiding van die jonge verslaafde vrouw bezwijkt, betekent dat ongetwijfeld het einde.”

вернуться

3

Criterium waaraan volgens het Wetboek van Strafvordering een verdachte moet voldoen.