Выбрать главу

De Cock keek hoofdschuddend naar hem op.

‘Ik vind het woord aardig in dit verband niet toepasselijk.’

Fred Prins glimlachte.

‘Je hebt gelijk,’ sprak hij instemmend. ‘Het onderwerp is niet aardig… eerder gruwelijk.’ De jonge rechercheur zwaaide opnieuw naar de koepels. ‘Wie is hiervoor verantwoordelijk?’

De Cock keek hem schuins aan.

‘Je wilt weten wie deze mensen heeft ingevroren?’

Fred Prins knikte.

‘Dat bedoel ik.’

De Cock keek op zijn horloge.

‘Dat antwoord hoop ik je binnen een halfuur te kunnen geven.’

Mevrouw Van der Vennen zat in het volle licht in de kale keuken aan de enige tafel die in de villa was te vinden. Vanuit de bijkeuken kon De Cock haar goed observeren. Door het kogelvrije vest zat haar mantel te strak. De oude rechercheur kon aan haar rug zien dat ze zich niet op haar gemak voelde.

Naast hem in de bijkeuken stond Vledder. Het gezicht van de jonge rechercheur zag bleek. Zijn dienstpistool hield hij schietklaar in zijn rechterhand.

De Cock had Fred Prins, die een uitstekend schutter was, geposteerd in een zijkamer waarvan de deur naar de hal open stond. Appie Keizer lag ergens bij de ingang van de villa achter een bosschage verscholen.

De grijze speurder hoopte dat zijn plan zou slagen. Hij had mevrouw Van der Vennen naar alle betrokkenen laten telefoneren dat zij de lichamen in de kelder van de villa had ontdekt en dat zij vannacht om exact twee uur in de villa over de condities van haar geheimhouding wilde onderhandelen.

De Cock was ervan overtuigd dat de mededeling van mevrouw Van der Vennen slechts voor één van de betrokkenen begrijpelijk was… de man of vrouw die van het bestaan van de villa met de kelder wist, en verantwoordelijk was voor het invriezen.

Het plan was om die persoon ongehinderd de villa te laten betreden en pas na een korte confrontatie met mevrouw Van der Vennen te arresteren.

Het was een gewaagd plan. Een plan ook vol risico’s.

De Cock was er vrijwel zeker van dat die persoon onmiddellijk het vuur op mevrouw Van der Vennen zou openen als de vrouw van de vermoorde architect binnen zijn of haar gezichtskring kwam.

De Cock kon de veiligheid van mevrouw Van der Vennen niet garanderen. Ondanks haar kogelvrije vest liep ze de kans om levensgevaarlijk gewond te worden.

Maar de oude rechercheur had geen keus. De vrouw van de vermoorde architect bleef bij haar standpunt… ze was alleen tot medewerking bereid als zij de man of de vrouw die haar Bobbejaan had vermoord, eerst enige ogenblikken in de ogen mocht kijken.

De Cock was bang dat mevrouw Van der Vennen de gelegenheid zou benutten om het recht in eigen hand te nemen, daarom had hij bedongen dat hij haar voor de operatie zou mogen fouilleren.

Na alles te hebben overwogen, had hij toegestemd, maar ook Fred Prins de opdracht gegeven om onmiddellijk in actie te komen, wanneer in de hal van de villa iemand aan hem voorbij zou trekken. Het was de enige mogelijkheid om het risico te beperken.

De oude rechercheur keek op zijn horloge. Nog enkele minuten, zag hij. Ze vergleden traag.

Ineens was er rumoer. Er klonk een schot en mevrouw Van der Vennen viel van haar stoel.

Er volgde een tweede schot.

Met Vledder achter zich, rende De Cock vanuit de bijkeuken naar de keuken en vandaar naar een grote woonkamer. Fred Prins worstelde daar met een man. Hij was groot, sterk en breedgeschouderd. De man wierp Fred Prins van zich af en strompelde naar de hal.

Vledder bracht zijn rechterhand omhoog en richtte zijn pistool. De oude rechercheur sloeg de hand van Vledder naar beneden en rende achter de man aan. Buiten klonken kort achter elkaar twee schoten.

Toen De Cock bij de buitendeur kwam, zag hij Appie Keizer wijdbeens aan het eind van de oprijlaan staan… zijn dienstpistool in de aanslag. De grote man deed nog een paar stappen in zijn richting, wankelde en viel toen languit in het grind.

Hijgend en in draf liep De Cock naar hem toe en knielde bij hem neer. De oude rechercheur tastte naar de borstzak van zijn colbert en stak een potlood[3] in de loop van de zware revolver, die uit de hand van de man was gegleden. Hij hield het wapen omhoog. Appie Keizer nam het van hem aan.

Vledder boog zich over hem heen en keek in het gezicht van de man op het grind.

‘Roderick,’ lispelde hij, ‘Roderick van Borsele.’

16

De Cock deed de deur van zijn woning open. Voor hem op de stoep stond Vledder. De jonge rechercheur lachte wat verlegen. In zijn linkerhand bungelde een bos fraaie rode rozen. Hij hield ze omhoog.

‘Vind je ze mooi?’

De Cock schoof hoofdknikkend zijn onderlip vooruit.

‘Prachtig.’

Vledder stak de rozen naar voren.

‘Voor jou… om aan je vrouw te geven. Jij lijkt mij geen man die zijn vrouw wel eens met een bloemetje verwent.’

De Cock boog beschaamd zijn hoofd.

‘Ik denk er nooit aan.’

Vledder liet het onderwerp rusten en stapte naar binnen.

‘Zijn de anderen er al?’

De Cock knikte.

‘Appie Keizer en Fred Prins. Ze kwamen net voor jou binnen.’

Ze stapten naar de woonkamer. Mevrouw De Cock kwam onmiddellijk overeind en schudde Vledder ter begroeting de hand. Toen haar man haar de rozen overhandigde, keek ze hem verwonderd aan.

‘Hoe kom je aan dat boeket?’

‘Van Vledder gekregen om jou te overhandigen.’

Mevrouw De Cock lachte.

‘Waarom die omweg?’

Vledder kwam tussenbeide.

‘Dan kan hij er vast aan wennen. Het is een schande. Volgens mij heeft hij nog nooit een bloemetje voor u meegebracht.’

De Cock nam in zijn lederen fauteuil plaats. Naast hem op een bijzettafeltje stond een fles cognac Napoleon en een reeks diepbolle glazen. Klokkend schonk hij in en reikte zijn gasten de glazen aan.

Appie Keizer boog zich iets naar voren.

‘Hoe is het met hem?’

‘Roderick van Borsele?’

Appie Keizer knikte.

‘Ik had geen keus. Ik zag hem de villa uit strompelen. Toen ik vanachter die bosschage kwam, schoot hij op mij. Ik voelde de kogel langs mijn oren suizen. Toen heb ik geschoten.’

De Cock glimlachte.

‘Een goed schot. Je hebt zijn rechterbovenbeen getroffen. Een gedeelte van het bot is verbrijzeld. Hij zal er geen blijvend letsel aan overhouden. Ook het schot in zijn been van Fred Prins heeft geen gevaarlijke verwondingen opgeleverd. Hij zal alleen een tijdje op krukken moeten lopen.’

‘En die vrouw?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘De kogel die Roderick van Borsele op haar afvuurde, is in haar kogelvrije vest blijven steken.’

Vledder gebaarde in zijn richting.

‘Heb je hem verhoord?’

De Cock knikte.

‘Vanmiddag… urenlang. Hij ligt in het Westfries Gasthuis in Hoorn… in dezelfde kamer en in hetzelfde bed als waarin enige dagen geleden Bobbejaan van der Vennen zijn laatste adem uitblies.’

Fred Prins grinnikte.

‘Hoe komt die idioot ertoe om mensen in te vriezen?’

Voordat De Cock antwoordde, nam hij een teug van zijn cognac. Hij zette zijn glas terug op het bijzettafeltje.

‘Roderick van Borsele,’ opende hij, ‘is geen idioot. Hij is alleen bezeten van het idee om levende organismen zodanig te bevriezen, dat ze later weer tot leven kunnen worden gewekt. In zijn fileerbedrijf, waar de vis na het fileren wordt ingevroren, deed hij uitgebreide proeven. Het grootste probleem, zo heeft hij mij uitgelegd, is de kristallisatie. Levende wezens bestaan voor het overgrote deel uit water. Bij bevriezing worden de organen door kristallisatie zodanig gekwetst, dat ze na ontdooiing niet meer functioneren. Om dit tegen te gaan gebruikt men in Amerika glycerine, maar daaraan kleven weer andere nadelen. Roderick van Borsele beweert dat hij een vloeistof heeft ontwikkeld, die geen nadelige bijwerkingen heeft, en toch kristallisatie tegengaat. Volgens Roderick van Borsele heeft hij al kippen, konijnen en katten ingevroren en na een jaar weer tot leven gewekt.’

вернуться

3

Om geen sporen op het wapen uit te wissen.