Выбрать главу

De Rooie trok zijn gezicht in droeve plooien.

‘Ze hebben ergens in een park die kerel van haar een paar kogels door zijn lijf gejaagd en het kind is zo stom geweest om overal rond te bazuinen dat ze zo dolgraag van hem af wilde.’

‘En?’

‘Het gekke is, dat ze helemaal niet wilde dat die kerel van haar om zeep werd gebracht.’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

‘Hoe weet jij dat?’

Rooie Bakker likte aan zijn droge lippen.

‘Kijk, De Cock, laten we eerlijk wezen. Ik kom helemaal niet graag naar de Warmoesstraat. Ik heb er niet zulke prettige herinneringen aan. Het heeft heel veel moeite gekost om mij zover te krijgen dat ik hier naartoe ben gegaan. Ik speel ook op zeker. Ik wil best wat voor een ouwe gabber doen, maar ik voel er weinig voor om door jou hier beneden in een van die stinkende cellen te worden opgesloten. Daarom… ik ben ook eerst naar mijn advocaat gegaan om te vragen of ik mijn verhaaltje wel kon doen. Begrijp je? Of ik er geen gevaar bij liep.’

‘Welk verhaaltje?’

Rooie Bakker verschoof iets op zijn stoel.

‘Ik eh…’ begon hij aarzelend, ‘ontmoet Handige Henkie nog wel eens. Op straat, in een café. En je weet hoe het gaat. Je praat over koetjes en kalfjes en over je familie en Henkie vertelde dat zijn dochter zo’n slecht leven met haar kerel had. Die scheen haar te slaan. Henkie zei ook dat hij die vent met liefde een dodelijke trap zou willen geven.’ Hij pauzeerde even en pakte een zakdoek en wiste het zweet van zijn gezicht. ‘Ik wist dat de dochter van Henkie met een rijke stinkerd was getrouwd, een vent die gewoon bulkte van het geld. Ik wist ook dat die meid heel gewoontjes in gemeenschap van goederen was getrouwd.’ Hij gebaarde vaag. ‘Nou en toen… toen kreeg ik een plannetje.’

De Cock keek hem schuins, onderzoekend aan.

‘Wat voor een plannetje?’

‘Om wat te verdienen.’

De rechercheur grijnsde.

‘Om wat te muizelen.’

Rooie Bakker haalde zijn schouders op.

‘Hoe je het noemen wilt,’ sprak hij gelaten. ‘Ieder mens heeft zo zijn talenten. Ik stapte op een goeie dag naar Amstelveen en toen ik er zeker van was dat haar kerel niet thuis was, belde ik bij de bungalow van Jozefien aan. Ze kende mij nog van vroeger en liet mij direct binnen. Ik vroeg haar hoe het met haar ging en zei, dat ik van haar vader had gehoord dat ze zo’n slecht leven had met haar man.’ Hij wiste opnieuw het zweet van zijn voorhoofd. ‘Toen vroeg ik haar wat het haar waard was.’

‘Wat?’

Rooie Bakker antwoordde niet direct. Zijn neusvleugels trilden.

‘Ik ken wel jongens die voor een paar ruggen[3] een clean karweitje leveren.’

Er verschenen diepe rimpels in het voorhoofd van De Cock.

‘Je bedoelt… penozejongens, die voor een paar grijpstuivers bereid zouden zijn een voor hen wildvreemde vent naar de andere wereld te helpen?’

‘Zoiets… ja.’

De Cock slikte.

‘Hoe reageerde Jozefien?’

Rooie Bakker spreidde zijn armen. ‘Daar kom ik nu juist voor. Ze wees het idee van mij vol verontwaardiging van de hand en joeg mij het huis uit. Zie je, De Cock, ze wilde helemaal niet dat die kerel van haar om zeep werd geholpen.’

Toen Rooie Bakker was vertrokken, keek Vledder zijn leermeester wat geschokt aan.

‘Hebben wij hier in ons lieve landje ook al beroepsmoordenaars? Wij zijn ze, voor zover ik weet, nog nooit tegengekomen.’

De Cock gebaarde wat in de ruimte.

‘Als je ze hier niet kunt vinden, huur je ze in het buitenland.

Onze grenzen staan altijd uitnodigend open.’

Hij haalde zijn schouders op.

‘Het kan natuurlijk ook zijn dat Rooie Bakker blufte. Als Jozefien bereid was gebleken om hem geld te geven voor een moord op haar man, dan zat de Rooie op rozen… zonder verder ook maar iets te hoeven doen.’

Vledder keek hem verward aan.

‘Ik begrijp je niet.’

De Cock leunde achterover in zijn stoel.

‘Het is vrij simpel. Als Jozefien hem eenmaal geld had gegeven, dan was Rooie Bakker steeds teruggekomen om meer. Zonder ooit een beroepsmoordenaar te huren. En Jozefien zou er niets tegen kunnen doen. Haar was de mond gesnoerd. Ze kon alleen maar betalen.’

‘Waarom… er waren toch geen getuigen?’

De Cock grinnikte.

‘De Rooie zou er wel voor zorgen dat hij bewijzen had van de transactie. En dan? Jozefien zou nooit in het openbaar kunnen toegeven dat ze eens geld had gegeven om haar man te laten vermoorden.’

‘Een smerige chantage.’

De Cock knikte voor zich uit.

‘Precies… chantage is smerig. Het is ook een apart vak. Ik heb het idee dat Rooie Bakker daar al vele jaren heel goed van leeft.’

Vledder schudde wat geërgerd het hoofd.

‘Toch moet ik je eerlijk zeggen dat ik het niet helemaal begrijp. Waarom komt Rooie Bakker ons dit vertellen? Het vestigt alleen maar de aandacht op zijn huidige criminele activiteiten.’

De Cock streek met zijn hand door het haar.

‘Ik denk,’ sprak hij voorzichtig, ‘dat Jozefien destijds haar vader op de hoogte heeft gebracht van het bezoek van Rooie Bakker aan Amstelveen. En van zijn aanbod heeft verteld. Nu Jan-Willem Hoffmann is vermoord, maakt Handige Henkie zich terecht zorgen. Hij is bang dat zijn dochter door de dood van haar man in moeilijkheden raakt.’

De ogen van Vledder lichtten op.

‘Ik begrijp het,’ riep hij blij, enthousiast. ‘Om Jozefien al bij voorbaat een steuntje in de rug te geven, dwingt hij Rooie Bakker om bij ons zijn verhaaltje te doen over zijn mislukte aanbod tot moord.’

De Cock knikte instemmend.

‘Heel goed. Het verhaal van Rooie Bakker zou het bewijs moeten vormen dat Jozefien, ondanks haar uitlatingen, nooit werkelijk de dood van haar man wenste… althans voor de consequenties terugdeinsde.’

‘Een sluwe gedachte van Henkie.’

De Cock kauwde op zijn onderlip.

‘Ik had niet anders verwacht.’

Vledder pakte er een stoel bij en ging er achterstevoren op zitten. ‘Hoe kon Handige Henkie Rooie Bakker dwingen?’

De Cock schonk hem een milde grijns.

‘Ik heb zo het vermoeden,’ sprak hij peinzend, ‘dat Handige Henkie uit het heden en verleden van Rooie Bakker zaken kent… duistere affaires, die nooit de annalen van Justitie hebben bereikt.’

‘Chantage.’

De Cock boog zich wat voorover, voelde aan zijn gespannen kuiten en legde toen zijn benen op zijn bureau.

‘Chantage, m’n jong,’ sprak hij wat krakerig, ‘geloof me, de wereld zit er vol van.’

De grijze adjudant Kamphuis liep voorbij en smeet de laatste telexberichten op het bureau van De Cock.

Vledder pakte ze en las. Ineens sperde hij zijn ogen wijdopen. De grijze speurder keek hem onderzoekend aan. ‘Is er wat?’

Vledder reikte hem trillend een telexbericht aan.

‘Ze hebben Jozefien ter Haar gearresteerd.’

‘Wat?’

Vledder knikte.

‘Verdacht van moord op haar man.’

3

Vledder staarde geschrokken voor zich uit.

‘Die arrestatie moet dan hebben plaatsgevonden kort nadat wij uit het restaurant waren vertrokken. Het telexbericht is van elf uur vijfendertig. Ze moeten vrijwel zeker hebben geweten, dat Jozefien haar intrek in hotel De Bijenkorf had genomen.’

De Cock tilde zijn benen van het bureau en kwam met een sprong overeind.

‘Ze zijn belazerd,’ riep hij kwaad. ‘Jozefien heeft het niet gedaan.’ Vledder keek hem hoofdschuddend aan.

‘Dat kan en mag je niet zeggen. Onze collega’s van bureau Lodewijk van Deysselstraat zullen beslist wel over deugdelijke aanwijzingen beschikken. Uiteindelijk hebben zij de zaak in onderzoek.’

De Cock gromde.

Zijn gezicht leek een donderwolk.

вернуться

3

Ruggen of rooie ruggen; bargoens voor bankbiljetten van duizend gulden.