Выбрать главу

In een flitsende beweging griste De Cock zijn oude hoedje van het lege bureau en rende naar de deur. Zijn voetstappen dreunden. Vledder hield hem enkele seconden in zijn blik gevangen.

De Cock in draf was een koddig gezicht. Toen rende hij hem na.

18

Veel te snel voor het drukke stadsverkeer reed Vledder achter het Centraal Station om langs het Havengebouw naar de Westerdoksdijk en vandaar via de Van Diemenstraat en de Tasmanstraat naar de Spaarndammerdijk. In de bochten kreunde de motor en gierden de banden een protest.

De Cock keek z’n chauffeur van terzijde aan.

‘Doe een beetje voorzichtig met onze nieuwe Golf. De staat is niet zo gul. We zullen er nog lang mee moeten doen.’

Vledder reageerde verongelijkt.

‘Jij ging toch onmiddellijk rennen.’

De Cock knikte.

‘Dat stille westelijke Havengebied van Amsterdam is nu precies zo’n plek, die de moordenaar zou kiezen. Althans, dat verwachtte ik al…’

‘Voor een ontmoeting met Teijsterling?’

De Cock knikte opnieuw.

‘Ik denk dat Agatha van Alphen gelijk krijgt,’ sprak hij somber. ‘Adelbert Teijsterling zal niet naar mijn raad luisteren en er alleen op af gaan. zijn eigen zaakjes opknappen. zoals hij dat altijd al heeft gedaan.’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Als die Adelbert Teijsterling niet zo’n verschrikkelijk eigenwijze vent was en ons tijdig over de plaats van de ontmoeting had ingelicht, dan hadden we in rustig overleg een val voor de moordenaar kunnen opzetten en hem wellicht zonder enig bloedvergieten kunnen overmeesteren.’ Hij zweeg even en ademde diep. ‘Sommige mensen weten het altijd beter.’

Vledder reageerde niet. Hij reed de Transformatorweg op en keek opzij.

‘Hoe verder?’

De Cock trok zijn schouders op.

‘Het westelijk Havengebied is nogal uitgestrekt. Het is daar bijna zoeken naar een naald in een hooiberg. Het lijkt mij het beste dat je voor de Basisweg kiest. Daar komen een stel wegen op uit, die in de avond en de nacht meestal volkomen verlaten zijn.’

Tot ontzetting van De Cock negeerde Vledder een paar maal het rood van de stoplichten en reed de Basisweg op. Langs het gebouwencomplex van het dagblad De Telegraaf trokken ze verder het westelijk Havengebied in. Links, in roestig bruin, liep een enkel spoor tussen verwilderd groen. De Cock voelde hoe de spanning bezit van hem nam. Zijn oude hart klopte wild in een onstuimig ritme en zijn vingertoppen tintelden. Vledder reed met onverminderde vaart verder. Op de lange weg voor hen was niets te zien. De Cock tuurde gespannen naar iedere zijweg. Bijna gelijktijdig zagen de beide rechercheurs rechts van hen op de Moezelhavenweg een verlaten politiewagen met volle lichten en ver openstaande portieren.

Vledder remde met kracht en de autogordels verhinderden dat De Cock met zijn hoofd door de voorruit vloog. Daarna reden ze aan de politiewagen voorbij. Een honderd meter verder, bij een onverlichte vuurrode Mitsubishi Starion, stond een jonge diender.

Vledder bracht de Golf slippend tot stilstand. Ze stapten uit en de jonge diender liep op hen toe. Hij wees met een brede armzwaai achter zich.

‘Een schietpartij,’ sprak hij hijgend. ‘Misschien een paar minuten geleden. We hebben die rode Mitsubishi Starion vanavond al een paar maal in het Havengebied gesignaleerd, maar die wagen is zo verrekte snel. We waren hem telkens weer kwijt.’ Hij draaide zich om en liep voor hen uit. ‘De bestuurder ligt aan de andere kant van de wagen. We hebben via de mobilofoon de Geneeskundige Dienst gewaarschuwd, maar volgens mij is hij al dood.’

De Cock keek naar hem op.

‘En die andere?’

De jonge diender wees voor zich uit.

‘Die ligt verderop. Daar staat mijn collega bij. Die vent is zwaar gewond, maar leeft. heeft nog een polsslag.’

De Cock bukte zich bij het lichaam van de man naast de vuurrode Mitsubishi en herkende onmiddellijk het gezicht van Adelbert Teijsterling. Bij zijn rechterhand lag een zwaar pistool.

De grijze speurder floepte zijn zaklantaarn aan en scheen in de wijd opengesperde ogen. Er was geen enkele pupilreactie meer. Met krakende knieën kwam de oude rechercheur overeind en liep met Vledder in zijn kielzog verder de Moezelhavenweg op. Een dertig meter verder leunde een jonge diender wat verveeld met zijn schouder tegen een stalen roldeur. Aan zijn voeten lag het lichaam van een man. Op het zien van de rechercheurs kwam hij van de roldeur vandaan. Hij wees naar beneden.

‘Volgens mij heeft hij eerst van die ander de volle laag gekregen voor hij zelf is gaan schieten.’

De Cock keek hem vragend aan.

‘Waar baseer je dat op?’

De jonge diender duimde in de richting van de rode Mitsubishi.

‘Die andere is in zijn rug geschoten. vermoedelijk toen hij wegliep.’

De Cock keek naar het slachtoffer. Hij droeg een groene trenchcoat met grote flappen aan de schouders. Zijn benen waren iets gespreid. Zijn regenjas en colbert hingen open. Op zijn wit overhemd zaten ter hoogte van zijn buik twee grote bloedvlekken.

De Cock knielde bij hem neer en bezag de verwondingen.

Achter boog Vledder zich over hem heen. De jonge rechercheur hijgde in zijn nek.

‘De neef. de neef van Donkersloot. Waterman. Evert-Hendrik Waterman.’

De Cock knikte voor zich uit. Bij de linkeroksel van de man lag een klein pistool. De oude rechercheur pakte een ballpoint uit de binnenzak van zijn colbert, stak die in de loop van het wapen en kwam met het pistool omhoog.

Vledder keek ernaar en slikte.

‘Een Sauer 7.6 mm.’

19

De Cock deed de deur van zijn woning open. Voor hem, op de stoep, stond Vledder. De jonge rechercheur lachte wat verlegen. In zijn linkerhand bungelde een bos fraaie rode rozen. ‘Voor jouw vrouw. Hoe langer ik jou ken. hoe meer ik haar ga bewonderen.’

De Cock kon het grapje wel waarderen. Lachend deed hij een stap opzij.

‘Kom erin.’

‘Zijn de anderen er al?’

De Cock knikte. ‘Appie Keizer en Fred Prins zitten bij mijn vrouw en hebben de grootste verhalen.’

‘Hoe is het met hen gegaan gisteravond?’

‘Ze hebben weinig moeite gehad. Pieter Valenkamp bood nauwelijks weerstand. Hij gedroeg zich als een lammetje. Zonder enig protest gaf hij vrijwel direct het pistool uit handen. Ze hebben het in beslag genomen. Annelies Breitenbach bezat geen machtiging voor het hebben van een vuurwapen.’

‘Was zij ook in de Poort van Eden?’

‘Ja.’

Ze stapten gezamenlijk de woonkamer in. Mevrouw De Cock kwam onmiddellijk overeind en schudde Vledder ter begroeting de hand. Met een gebaartje van verrukking nam ze de rozen in ontvangst. Ze wuifde uitnodigend naar een diepe leren fauteuil.

‘Ga zitten,’ riep ze hartelijk. ‘Mijn man vroeg zich al af waar je bleef.’

Het gezicht van de jonge rechercheur versomberde.

‘Evert-Hendrik Waterman is dood,’ sprak hij triest. ‘Ik was vanmiddag nog even aan de Warmoesstraat. Toen vertelde Jan Kusters het mij. Ze hebben het in het AMC nog wel geprobeerd, maar hij was niet meer te redden. De verwondingen, die hij door de kogels in zijn buik had opgelopen, waren te ernstig.’

De Cock knikte.

‘Ik weet het. Ik was nog bij hem.’

‘Wanneer?’

‘Vannacht. Ik werd van bed gehaald. Hij had naar mij gevraagd.’

‘Heb je hem gesproken?’

‘Ja.’

‘Lang?’

De Cock maakte een vaag gebaar.

‘Lang genoeg.’

Vledder keek hem gespannen aan.

‘Was je bij hem toen.?’

De oude speurder draaide zijn hoofd iets weg.

‘Ik was bij hem,’ antwoordde hij zacht. ‘Het ging heel kalm, heel vredig. veel vrediger dan ik had verwacht.’ Hij zweeg even, wreef met de rug van zijn hand langs zijn ogen. ‘Het moment deed mij denken aan Marianne van Buuren.[2] Ook zij stierf toen ik aan haar bed zat. Maar bij haar dood was ik toch meer betrokken… voelde ik hartenpijn.’

вернуться

2

* Zie De cock en de dansende dood.