Выбрать главу

‘Dat verwijt u hem?’

‘Min of meer.’

De Cock veranderde van onderwerp.

‘U hebt aan de situatie in de woning van Hendrik Zuiderman niets veranderd?’

Mevrouw Van den Heuvel schudde haar hoofd.

‘Ik ben in de fauteuil tegenover hem gaan zitten.’

‘Hoe kwam u binnen?’

‘Ik heb nog een sleutel van de woning in de Grote Bickerstraat. We hebben daar samen gewoond.’

‘Met die sleutel bent u binnengekomen?’

Mevrouw Van den Heuvel schudde opnieuw haar hoofd.

‘Dat was niet nodig. De deur was niet afgesloten… stond op een kier.’

‘Hebt u, nadat u Hendrik Zuiderman dood had aangetroffen, onmiddellijk de politie gebeld?’

De vrouw tegenover hem knikte traag.

‘Misschien dat het even heeft geduurd voor ik van de schok was bekomen… niet meer dan een paar minuten. Ik zag onmiddellijk dat het geen zin meer had om een ambulance te bellen.’

De Cock hield zijn hoofd iets schuin.

‘Wat was de reden dat u hem op zo’n laat uur nog bezocht?’

‘Ik maakte mij ongerust.’

‘Ongerust?’

‘Ja.’

‘Waarover?’

‘Hendrik was al twee dagen niet op zijn werk verschenen. Dat is heel ongewoon. Hendrik verzuimt nooit.’

De Cock keek haar onderzoekend aan.

‘Hoe wist u dat hij niet op zijn werk was verschenen? Hebt u contact gehad met zijn werkgever?’

‘Hendrik en ik werken al jaren samen op hetzelfde bureau.’

‘U ziet elkaar dus dagelijks?’

‘Tenzij Hendrik ergens een klus heeft, maar dan ben ik daarvan toch op de hoogte. Hij zou morgen voor een paar dagen naar Parijs gaan. Ik vond het vreemd dat hij niets van zich had laten horen. Hij had ook onze zoon Albert in Leiden niet gebeld.’

‘Die woont in Leiden?’

‘Studeert daar rechten.’

De Cock knikte begrijpend.

‘U was ongerust?’

Mevrouw Van den Heuvel keek naar hem op.

‘Ik heb vijftien jaar met die man samengeleefd,’ reageerde ze kribbig. ‘Die jaren poets je niet uit je ziel.’

De Cock boog even beschaamd zijn hoofd en nam een kleine pauze.

‘Dat samen werken,’ ging hij verder, ‘op hetzelfde bureau, gaf dat na de scheiding geen problemen?’

Ze maakte een kleine schouderbeweging.

‘Ik heb nooit strubbelingen met Hendrik gehad, maar opeens ging het niet meer. Ik kon geen intimiteiten van hem meer verdragen. Maar we zijn als vrienden uit elkaar gegaan.’

‘Waar werkte u?’

Marie van den Heuvel wees voor zich uit.

‘Op de Herengracht. Reclamebureau Het Intellect.’

3

Toen Marie van den Heuvel uit de grote recherchekamer was vertrokken, stak De Cock in een theatraal gebaar zijn armen schuin voor zich in de lucht.

‘Merkwaardig,’ riep hij luid, half spottend, ‘hoogst merkwaardig.’

Vledder fronste zijn wenkbrauwen. ‘Wat?’

De Cock zwaaide. ‘De moord op Hendrik Zuiderman.’

Vledder keek hem niet-begrijpend aan.

‘Ik welk opzicht hoogst merkwaardig?’

‘Mathilde van Nibbixwoud vraagt in verband met de recente dood van haar echtgenoot advies voor zijn opvolging als leider van het door hem gedreven reclamebureau.’

De oude rechercheur zweeg even voor het effect.

‘En nog geen uur later worden wij geconfronteerd met de moord op een van de prominente personeelsleden van Het Intellect.’

De grijze speurder trok een vies gezicht.

‘Het Intellect… ik vind het nog steeds een naam om er de kriebels van te krijgen.’

Vledder maakte een schouderbeweging.

‘Beide zaken,’ sprak hij achteloos, ‘behoeven uiteraard niet met elkaar in verband te staan. Reclamebureau Het Intellect is vermoedelijk in geen enkel opzicht bij de moord op Hendrik Zuiderman betrokken.’

‘Waar baseer je dat op?’ vroeg De Cock.

‘Nergens op. Het is een idee.’

De jonge rechercheur zuchtte.

‘Wij weten tot nu niet veel meer van die man dan dat hij negenenveertig jaar oud is geworden, het beroep van fotograaf uitoefende en vijftien jaar lang heeft samengeleefd met ene Marie van den Heuvel.’

De Cock glimlachte.

‘En dat uit die verhouding,’ vulde hij aan, ‘een zoon Albert werd geboren, die in Leiden rechten studeert en vermoedelijk de naam Van den Heuvel draagt.’

‘Waarom?’

‘Er was geen echtverbintenis met Zuiderman.’

‘Al met al,’ sprak Vledder spottend, ‘een prachtige basis voor het begin van een onderzoek naar een duistere moord. De gegevens leiden zonder omwegen en zonder bedenkingen onmiddellijk naar de dader.’

De Cock lachte om de cynische toon.

‘Wees blij dat zijn identiteit al vaststaat.’

Vledder schoof de mouw van zijn colbert iets terug en keek op zijn polshorloge.

‘Om te beginnen zullen we uitgebreid het doopceel van Hendrik Zuiderman lichten. Maar niet eerder dan morgen. Op dit uur krijg je nergens inlichtingen. Geen wonder dat Bram van Wielingen soms narrig wordt. Het is bij ons altijd nachtwerk.’

De Cock krabde zich achter in zijn nek.

‘Ik ben toch echt benieuwd,’ sprak hij peinzend, ‘of Hendrik Zuiderman een van de mensen is… was, die bij Mathilde van Nibbixwoud naar de vrijgekomen functie van haar man heeft gesolliciteerd.’

Vledder keek naar hem op.

‘Jij ziet toch een verband tussen reclamebureau Het Intellect en de moord op Hendrik Zuiderman?’

De Cock knikte.

‘Het tintelt in de toppen van mijn vingers.’

Vledder grinnikte.

‘Dat is voldoende?’

De oude rechercheur stak in een theatraal gebaar opnieuw zijn armen schuin naar voren.

‘Het is een frappante coïncidentie. Ik mag wel zeggen… merkwaardig, hoogst merkwaardig.’

Vledder keek hem hoofdschuddend aan.

‘Jij bent de Schaduw[3] niet,’ sprak hij misprijzend. ‘Die kreet past niet bij jou. Ik heb maar weinig zaken meegemaakt die jij merkwaardig vond.’

De Cock stapte de volgende morgen op het drukke Stationsplein gemangeld en geplet uit een overvolle tram. Zijn wat corpulente habitus had tijdens de rit fikse deuken opgelopen.

Hij voelde nog even of hij wellicht een van zijn ledematen in de gemeentetram had achtergelaten en voegde zich toen in de stroom haastige reizigers op het brede trottoir van het Damrak.

Het was vies, druilerig herfstweer. Aan de hemel hing al dagen een wolkendek als een grauwe moltondeken die de stad versluierde en van geen wijken wilde weten. Gestaag, zonder ophouden zakte daaruit een ragfijne motregen.

De Cock keek even omhoog. De regen prikkelde zijn huid. Hij schoof zijn hoedje iets naar voren en blikte om zich heen.

Tot grote ergernis van de oude rechercheur werd schaamteloos de verjaardag van Sinterklaas, de statige goedheilig man met zijn daken bedwingende schimmel genegeerd. De meeste etalages toonden nu al een uitbundig blozende kerstman in een arrenslee op kunstsneeuw. De Cocks naar tradities hunkerende ziel kwam daartegen in opstand.

Bij de Oudebrugsteeg stak de oude rechercheur in galop voor een aanstormende tramtrein van lijn 9 de rijbaan van het Damrak over. Een in doorschijnend plastic gehuld hoertje op het trottoir lachte. Terecht. De Cock in draf was een komisch gezicht.

In de Warmoesstraat keek hij met ambtelijke verwondering naar een hem vriendelijk groetende man, die naar de stellige overtuiging van de grijze speurder nog vele maanden in de petoet diende te zitten, en stapte toen het politiebureau binnen.

Hij glipte wuivend aan de wachtcommandant achter de balie voorbij en besteeg de stenen trappen naar de tweede etage. In de grote recherchekamer zwaaide hij zijn oude hoedje missend naar de kapstok, wurmde zich uit zijn natte regenjas en raapte zijn gevallen hoedje op.

вернуться

3

De Schaduw is een hoofdfiguur uit de boeken van wijlen Havank. Merkwaardig, hoogst merkwaardig, was zijn geliefde kreet.